Vooral spoeduithuisplaatsingen komen steeds vaker voor…Van onze verslaggeefsters Aimée Kiene en Ianthe Sahadat5 december 2008, 0:00
Rotterdam Met de moeder van Julio (3) gaat het niet goed. Ze is alleenstaand, heeft geen opleiding, geen werk, hoge schulden. Haar zoontje staat daarom onder toezicht van een gezinsvoogd van jeugdzorg.
Als die gezinsvoogd bij een huisbezoek een nieuwe mobiele telefoon aantreft, slaat hij alarm. De hulpverlener rapporteert: moeder geeft geld uit, waarvan zij eigenlijk eten voor haar kind moet kopen. Kort daarna wordt Julio onder politiebegeleiding van de crèche geplukt en naar een pleeggezin gebracht. Zijn moeder weet van niks en mag hem de eerste tijd niet bezoeken.
Deze vorm van ‘spoeduithuisplaatsingen’ komt steeds vaker voor, merken jeugdrechtadvocaten. Dat is een slechte zaak, vindt Amanda de Nijs, een van de twaalf advocaten die vandaag een brandbrief sturen aan de Rotterdamse rechtbank. Zij noemt de zaak van Julio een treffend voorbeeld.
‘Bij een spoeduithuisplaatsing wordt het kind eerst weggehaald, pas twee weken later hoort de kinderrechter alle partijen. Ons valt op dat de kinderrechter dan in bijna alle gevallen de kant van jeugdzorg kiest, ook wanneer wij vinden dat de hulpverlener te snel voor dit extreme middel heeft gekozen. Terwijl een rechter een onafhankelijk oordeel zou moeten vellen, waarbij hij het belang van het kind voorop stelt.’
Bovendien leert de ervaring dat rechters niet snel geneigd zijn de uithuisplaatsing terug te draaien, om nog meer onrust te voorkomen, zegt De Nijs. ‘De vraag of het kind überhaupt uit huis had moeten worden gehaald, wordt dan overgeslagen. Als advocaat van de minderjarige sta je machteloos.’
De Nijs benadrukt dat kinderen die mishandeld worden of slachtoffer zijn van incest uiteraard beter af zijn in een pleeggezin of instelling. ‘Maar in sommige andere gevallen is dat de vraag. Een uithuisplaatsing is een traumatische ervaring. Natuurlijk heeft de moeder van Julio hulp nodig, maar waarom kiest jeugdzorg voor zo’n extreme maatregel en niet voor ondersteuning aan huis?’
De advocaten die de brandbrief opstelden, hebben jarenlange ervaring met jeugdrechtzaken. Ze zeggen een duidelijke kentering waar te nemen, sinds de zaak van het overleden meisje Savanna, dat vermoord werd door haar moeder en stiefvader in 2004. ‘We zien dat jeugdzorg kinderen sneller bij de ouders weghaalt om zulke drama’s te voorkomen. Ze zijn bang om fouten te maken. En dat geldt ook voor de rechters.’
Verder zetten de advocaten vraagtekens bij de professionaliteit van de jeugdzorgsector. Hoewel ze ook bekwame hulpverleners treffen, valt op dat veel gezinsvoogden nauwelijks contact hebben met kinderen en hun ouders. Soms zien hulpverleners hen pas voor het eerst op de zitting. Ook worden dossiers niet of te laat naar de advocaten gestuurd.
Advocaat De Nijs: ‘Gezinsvoogden klagen over hoge werkdruk, maar ons lukt het toch ook om de ouders en kinderen uitgebreid te spreken? En wij hebben even zo veel zaken onder onze hoede.’
Nijs beschrijft de zitting over de uithuisplaatsing van de Rotterdamse Julio. Een familielid vertelt dat de mobiele telefoon van hem is en niet een aanschaf van de moeder. De buurvrouw zegt dat zij soms voor eten voor Julio zorgt als dat nodig is. Iedereen, inclusief de gezinsvoogd, zegt dat de moeder veel liefde heeft voor haar kind.
De gezinsvoogd werpt tegen dat Julio druk is en veel huilt. Daarom wil de voogd eerst laten onderzoeken of de moeder wel voor haar kind kan zorgen. Hierop besluit de rechter tot verlenging van de uithuisplaatsing. Inmiddels, 9 maanden later, zit Julio nog steeds in een crisispleeggezin. Zijn moeder ziet hij maar eens in de zes weken, een uurtje.