Je wilt het je dochter van tien besparen: zo’n potloodventer die haar vlak bij school de pas afsnijdt. Toch overkwam dat het gezin van Flip van Doorn. Gelukkig is de verdachte snel gepakt. Maar eenmaal in de rechtszaal krijgt het verhaal een heel andere wending.Flip van Doorn17 juni 2017, 13:20
Schuin voor ons zit hij. De verdachte. Ik zie alleen zijn achterhoofd, zijn schouders, zijn voeten die zenuwachtig heen en weer bewegen. Nadat een van de rechters de aanklacht heeft voorgelezen, verklaart de verdachte dat hij onschuldig is. Dat heeft hij steeds gedaan.
Een lafaard vind ik hem. Je auto bij een schoolplein parkeren, een meisje van tien bij je roepen en dan je broek laten zakken. Veel triester kan ik het niet bedenken. Vervolgens botweg ontkennen, dat is een greep uit de onderste lade van een sinistere kast vol lafheid.
Het meisje van tien is onze dochter. Inmiddels is ze dertien. De kwestie heeft bij haar geen diepe littekens achtergelaten, een schrammetje op haar ziel hooguit. Toch valt ze nu al onder dat schrikbarend hoge percentage vrouwen dat met seksuele intimidatie te maken hebben gehad.
Nog nooit was ze zo bang geweest. Dat die lafaard vanuit zijn auto probeerde haar arm te grijpen, dat hij achter haar aan reed toen ze haar fiets pakte en ervandoor ging; het zijn de redenen waarom we meteen aangifte deden bij de politie. De behoefte hem te straffen was daarbij niet ons uitgangspunt, wraakgevoel evenmin. Dit was iemand die tot de orde moest worden geroepen voordat hij weer zou toeslaan, en wellicht erger. Dit was iemand die behandeling nodig had.
De politie was er meteen, onze dochter kon haar verhaal doen en kreeg een knuffelbeer van Slachtofferhulp. Er was ook een telefoontje van een getuige die iets verdachts had gezien en een kenteken doorgaf. Luttele uren na het eerste verhoor stonden de agenten opnieuw op de stoep. Ze hadden de waarschijnlijke dader te pakken. Een week eerder had hij in een nabijgelegen stad kleine kinderen lastiggevallen. Ze waren hem al op het spoor en hadden voldoende redenen hem een aantal dagen vast te zetten.
De rechtbank
Nu zit hij daar voor ons. Zijn voeten gaan nog steeds heen en weer. Tegenover hem zitten de rechters, drie in getal. De meervoudige strafkamer van de arrondissementsrechtbank Noord-Nederland. Het betreft hier een zedenzaak en dan gaat justitie niet over een nacht ijs. Schennispleging, zo formuleerde de agente het toen ze proces-verbaal opmaakte. Onze dochter is getuige geweest van seksuele handelingen, staat in de brief van het Openbaar Ministerie. De rechter heeft het onverbloemd over een stijve piemel, erin knijpen, eraan trekken.
Ik kijk naar mijn vrouw die naast mij zit.
Als blikken konden doden was het vonnis al voltrokken. Schuin achter haar zit de familie van de verdachte. Gespannen. Betraande ogen. Ze wonen een paar straten bij ons vandaan. Onze dochter durft die wijk niet meer in, mag van ons die wijk niet alleen in. Schoolvriendjes van onze kinderen wonen er om de hoek. Iedereen kent het huis van die viezerik.
De ouders van de viezerik nemen we niets kwalijk. We wonen in een klein stadje. Niet iedereen kent iedereen, maar veel scheelt het niet. We horen dat zij er kapot van zijn, aanvankelijk zelfs geen boodschappen meer durfden doen. Doodgewone, fatsoenlijke mensen, volgens de lokale tamtam. Een hecht gezin.
Digitale schandpaal
De dochter van de buren kwam een dag na het voorval thuis van haar middelbare school met een foto op haar mobieltje. Een foto van de verdachte die rondging op Facebook. De dader was al aan de digitale schandpaal genageld. De hele school wist ervan, vertelde ze. Dat haar eigen buurmeisje het slachtoffer was wist ze nog niet. Wij hadden geen behoefte de foto te bekijken.
Een buurman kwam ons vertellen hoe geschrokken hij was. Hij kende de verdachte van vroeger, had hem voetbaltraining gegeven. Een beetje stille jongen, wat op zichzelf. Maar beslist niet iemand die je van zoiets zou verdenken. Ongeloof. Plaatsvervangende schaamte.
Mensen met wie we anders zelden een woord wisselden, kwamen op school naar ons toe. Zonder dat we erom vroegen kregen we een naam, een adres. Iedereen wist ervan of leek de verdachte te kennen. Ze wisten bovendien wel wat ze met zo’n jongen zouden doen. Er leek weinig nodig voor een volksgericht.
Tussen het voorval en de rechtszaak zijn negen maanden verstreken. De rechters hebben veel vragen, de verdachte geeft op alle vragen antwoord. Hij staat op en loopt naar een van hen om een foto te bekijken. Als hij zich omdraait en terug naar zijn stoel gaat, kijkt hij ons aan. Niet kort en schichtig, maar lang. Recht in onze ogen. Dat verbaast me, zoals zijn blik me verbaast. Doordringend. Open. Verdrietig.
Ook in zijn antwoorden is hij verbazingwekkend open. Ik had verwacht een stugge jongen te treffen die zich zou beroepen op zijn zwijgrecht. De verdachte vertelt precies waar hij geweest is en wat hij op de bewuste dagen heeft gedaan.
(Tekst loopt door onder de afbeelding)
Alibi
Hij staat terecht voor twee aanklachten. In de andere zaak zijn er onsamenhangende verklaringen, een half kenteken. Het enige wat zeker is, is een tijdstip. Een tijdstip waarop de verdachte aan het werk was. Dat kan hij aantonen. “Edelachtbare, dat noem ik een alibi”, merkt zijn advocaat fijntjes op in zijn pleidooi. In onze zaak is er een volledig kenteken. Het kenteken van de auto van de verdachte.
Toch krijg ik gaandeweg de zitting sterk het gevoel dat er iets niet klopt. Onze dochter heeft twee verklaringen afgelegd en is twee uur lang ondervraagd door een rechercheur van de zedenpolitie. Hoe jong ze ook was, ze had telkens een consequent en samenhangend verhaal, een duidelijke beschrijving van de dader en zijn auto. Een bleke jongen met lichtblond haar en een wat ongezond, slungelachtig voorkomen. Zijn auto was donkerblauw, bijna zwart. Ik kan een glimlach nauwelijks onderdrukken als de rechter voorleest dat ze het zo’n kleine auto vond, ‘niet handig voor vakanties’.
Schuin voor ons zit een stevige jongen met kort, donker haar. Met foto’s kan hij aantonen dat hij ten tijde van het misdrijf er precies zo uitzag. Bakkebaarden, oorringen, details die onze dochter beslist opgemerkt zou hebben. Zijn auto is lichtblauw en vierdeurs. Prima geschikt voor vakanties.
Rond het tijdstip van het voorval reed de verdachte langs het schoolplein. Hij doet geen moeite dat te ontkennen. Maar hij houdt vol dat hij niet op de parkeerplaats is geweest waar het gebeurde. Hij was op weg van zijn werk naar huis. Tot mijn eigen ontsteltenis begin ik te twijfelen. Het lijkt erop dat deze jongen op het verkeerde moment op de verkeerde plek is geweest. Ik ben blij als de rechter na twee uur de zitting voor een kwartiertje schorst. Het duizelt me.
Surrealistisch
Een paar tellen later staan alle aanwezigen bij de koffieautomaat in de hal van het gerechtsgebouw. Als iemand de behoefte zou voelen een ander op zijn gezicht te slaan, dan zou dat zomaar kunnen gebeuren. Wij voelen de behoefte de ouders van de verdachte de hand te schudden. Die behoefte blijkt wederzijds.
Hun zoon is naar buiten geglipt om even te roken. De ogen van de moeder zijn rood omrand en ook de vader worstelt met zijn emoties. Ze stellen zich aan ons voor, zeggen dat ze blij zijn dat we zijn gekomen. Ze hadden ons al veel eerder willen spreken, maar dat mocht niet van de politie.
Een surrealistisch tafereel. We drinken koffie uit kartonnen bekertjes met de ouders, familieleden en de advocaat van de verdachte in een zaak die is aangespannen op basis van onze aangifte. En we begrijpen elkaar. Zij zouden ook aangifte hebben gedaan als hun kind iets dergelijks was overkomen. Wij zouden ons kind ook onvoorwaardelijk steunen, zelfs al zou hij zoiets hebben gedaan. Hulp zoeken. Maar hun zoon heeft het niet gedaan, zeggen ze. Ze weten het zeker. Daarom zijn ze zo blij dat wij er zijn. Dan kunnen ze ons laten zien dat hij onschuldig is.
Vergissing
Dan komt de verdachte weer binnen. De jongen die in onze ogen aan het begin van de zitting nog de lafaard was. Binnen twee uur is ons beeld van hem gekanteld. Het kantelt nog verder als ik hem een hand geef. Opnieuw kijkt hij me lang en strak aan. Ook hij is blij dat wij er zijn. Weer dat verdriet in zijn blik, weer die openheid. Hij snapt niet wat hem overkomen is, zegt hij. Hij kan alleen maar eerlijk zijn, zegt hij, ook als die eerlijkheid tegen hem werkt. Zijn familie staat om hem heen. En dan gebeurt wat ik voor onmogelijk had gehouden: ik begin hem werkelijk te geloven.
De verdachte heeft twaalf dagen in voorarrest gezeten. Volgens de rechter heeft hij zijn leven op orde. Een baan, geen strafblad, nooit problemen met drank of drugs. Een psychiater heeft hem onderzocht en kon geen afwijkingen vinden. Een gewone jongen, de dag voor de zitting vierde hij zijn tweeëntwintigste verjaardag. Ik heb aangifte gedaan van een zedenmisdrijf, maar ik heb geen aangifte gedaan tegen hem persoonlijk. De politie heeft hem aangemerkt als verdachte van dat misdrijf. Ik zie hem vandaag voor het eerst en hij lijkt in niets op de jongen die onze dochter beschreef. Ook de politie kan zich vergissen.
Thuis vertellen we onze dochter van de zitting. Ze is nog meer in de war dan wij, had gehoopt dat ze na de rechtszaak een streep onder de hele zaak kon zetten. Ze wil hem ontmoeten, zien, zeker weten of hij het geweest is. Dat willen we allemaal. Ik pluk wat foto’s van jongens van rond de twintig van internet, zet er een foto van de verdachte tussen. De foto’s zeggen haar niets, geen van alle gezichten lijkt op dat van de dader.
Onschuldig
Een dag later wandelen we samen de wijk in waar ze al maanden niet durft te komen. We bellen aan bij het huis waar we al die tijd met een boog omheen liepen. Zijn moeder doet open. Als de verdachte binnenkomt, schiet onze dochter in de lach. Hoe kan de politie hem nou hebben aangehouden? Het allerlaatste restje twijfel dat ik nog voelde is weg. Hier staat een jongen die een onvoorstelbare bak ellende over zich heen heeft gekregen omdat de auto van een ander is aangezien voor de zijne. Hij is keihard ondervraagd, heeft intieme, soms beschamende vragen over zijn seksleven moeten beantwoorden, heeft twaalf dagen tussen criminelen opgesloten gezeten, is in shock geraakt, Hij heeft alle vertrouwen in politie en justitie verloren, maar is eerlijk gebleven. De minachting die ik voelde toen hij voor de rechtbank verklaarde onschuldig te zijn, is verdwenen.
Het uitgebreide verhoor door de zedenrechercheur en de gedetailleerde verklaring van onze dochter ten spijt komt het twee weken na de zitting toch tot een veroordeling. De verklaring van een volwassene die een kenteken doorgeeft, blijkt zwaarder te wegen dan het relaas van een tienjarige, zelfs al zag die tienjarige als enige de dader van dichtbij. Maar volwassenen kunnen zich vergissen. Ik denk aan de vuurwerkramp in Enschede, de Schiedammer Parkmoord en andere zaken waarbij uiteindelijk bleek dat een verdachte ten onrechte werd veroordeeld. Het gezicht van Lucia de Berk. Misverstanden, tunnelvisie, oogkleppen. Recht en onrecht.
De verdachte en zijn familie zijn gebroken, maar blijven strijdbaar. Ook voor ons brengt de veroordeling geen opluchting.
Alleen vragen. Veel vragen.
Dwaalspoor
Bij het schoolplein hing destijds al weken iemand rond die de kinderen beloerde, aantekeningen maakte, zo horen we later. Leerlingen wisten daarvan, sommige ouders ook. Waarom heeft niemand iets gezegd, hem aangesproken, niemand een signalement van hem genoteerd, een kenteken van zijn auto? Waarom heeft de politie geen navraag gedaan op school, onder de leerlingen? Waarom is onze dochter niet veel eerder met de verdachte geconfronteerd?
Hoe kan het dat wij tijdens de zitting al heel snel in de gaten kregen dat justitie en politie op een dwaalspoor zaten, terwijl zij bleven vasthouden aan hun lezing? En waarom duurt het meer dan anderhalf jaar voor de zaak in hoger beroep wordt behandeld?
Een jaar en zeven maanden na de eerste zitting zit de verdachte opnieuw schuin voor me. Weer bewegen zijn voeten zenuwachtig heen en weer. Eens te meer verklaart hij dat hij onschuldig is. Toch is nu alles anders. We hebben elkaar voor aanvang de hand geschud. Hartelijk, vol vertrouwen. Ik heb een verklaring bij me die ik voor zal lezen, waarin ik namens onze dochter zijn onschuld bepleit. De advocaat kan aantonen dat de verdachte getankt heeft op een tijdstip dat zo dicht op het moment van het vergrijp ligt, dat hij zich in de tussentijd onmogelijk naar het schoolplein kan hebben verplaatst. Pintransacties bevestigen dat.
Vrijspraak
Ook zijn ouders stralen een ingetogen vertrouwen uit. Naast hen zit zijn vriendin. Met haar heeft hij net een huisje gekocht, ze willen graag kinderen. Hij is steeds open geweest over de kwestie. Tegen zijn werkgever, die achter hem is blijven staan. Tegen zijn vriendin, toen ze verkering kregen.
De uitspraak volgt twee weken later. In hoger beroep wordt de verdachte vrijgesproken. Dat kon bijna niet anders; toch voel ik opluchting. Ik voel me niet verantwoordelijk voor de ellende waar hij doorheen is gegaan, maar ik ben wel blij dat ik hem heb kunnen helpen eruit te komen.
Dit keer gaan er geen foto’s rond op sociale media. De regionale pers besteedt geen aandacht aan de vrijspraak. In het gerechtsgebouw worden de dossiers gesloten. Een willekeurige jongen die op een ongelukkig moment langs een schoolplein reed, kan zijn leven weer oppakken. Maar hij is beschadigd. En ergens loopt de werkelijke zedendeliquent vrij rond, kan nog ongestoord zijn gang gaan.
Zou hij weer toeslaan, doe ik dan weer aangifte? Ik denk het wel. Zelfs al weet ik dat in sommige gevallen eerlijkheid wel heel lang duurt.
Wat maakt dit verhaal van Flip van Doorn bij u los? Hebt u zoiets ook weleens van dichtbij meegemaakt? Uw reacties lezen we graag. Stuur uw verhaal in max. 120 woorden naar tijdpost@trouw.nl o.v.v. uw naam en woonplaats.
Rechtbanktekenaar Petra Urban
Petra Urban (45) is een van de beste rechtbanktekenaars van Nederland. Ze studeerde in 1995 af aan de Groningse Minerva Academie (illustratie en grafiek). Tien jaar geleden werd ze fulltime rechtbanktekenaar. Naast haar fascinatie voor degenen die de grens tussen goed en kwaad passeren, is ze altijd nieuwsgierig naar de manier waarop de berechting van een dader verloopt. Behalve in Nederland (De Telegraaf, Panorama), werkt Urban soms ook voor buitenlandse bladen. Deze opdracht is anders: de vrije illustraties, zowel op de cover als bij dit verhaal, maakte ze op basis van de tekst en haar eigen verbeelding , ze was niet bij de zittingen aanwezig.